Ondanks dat Nederland een rijbewijsplicht kent voor het besturen dan wel doen besturen van een motorrijtuig op de weg, zijn er nog altijd mensen die het aandurven om te gaan rijden na ongeldigverklaring van hun rijbewijs. Waarom het heel wijselijk is om dit niet te doen, lees je in dit artikel.
Artikel 9 WVW
In artikel 9 van de Wegenverkeerswet zijn bepalingen opgenomen omtrent het besturen na ontzegging van de rijbevoegdheid; het besturen na ongeldigverklaring van het rijbewijs; het besturen na invordering van het rijbewijs; en het besturen na schorsing van de geldigheid van het rijbewijs. Je voldoet dus aan artikel 107 WVW, aangezien je een rijbewijs hebt, maar er is wat mis met de geldigheid ervan. Het is verboden om met een ontzegging van de rijbevoegdheid, een geschorst of ongeldig rijbewijs, of een ingevorderd rijbewijs een motorrijtuig op de weg te besturen dan wel te doen besturen.
Ongeldigverklaring rijbewijs
Uit bovenstaande vloeit dus voort dat je een geldig rijbewijs nodig hebt om een motorrijtuig te mogen besturen. De geldigheid van het rijbewijs kan echter verloren gaan door allerlei verschillende redenen, waaronder ongeldigverklaring ex artikel 123 lid 1 sub f WVW.
Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) besluit onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder bij gebreke van de in het eerste lid, van voorgenoemd artikel, bedoelde medewerking ingevolge artikel 132, tweede lid Wegenverkeerswet. In de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid is opgenomen wanneer er onder meer sprake is van het niet verlenen van medewerking. Als het niet verlenen van de vereiste medewerking wordt mede aangemerkt het niet voldoen van de kosten binnen de afgesproken termijn. Andere redenen waardoor het rijbewijs ongeldig wordt verklaard, zijn opgenomen in de subs van artikel 124 lid 1 WVW. De eerste reden kan zijn dat het rijbewijs is afgegeven op grond van de door de houder van het rijbewijs verschafte onjuiste gegevens en het niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest. Een tweede mogelijke grond is wanneer na afgifte van het rijbewijs blijkt dat het kennelijk per vergissing aan de houder is afgegeven. Bovendien kan ongeldigverklaring volgen uit het schriftelijk afstand doen van de bevoegdheid tot het besturen van een of meer motorrijtuigen, uit het feit dat het rijbewijs als gevonden voorwerp is ontvangen en wanneer de houder van het rijbewijs niet langer beschikt over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die is vereist voor het besturen van motorrijtuigen. Aansluitend op het laatstgenoemde geldt dat wanneer het CBR je een maatregel als bedoeld in artikel 131, eerste lid, onder aanhef en sub b WVW oplegt – een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid – en de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft, het CBR in dit geval ook besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs ex artikel 134 lid 2 Wegenverkeerswet.
Krachtens artikel 9 lid 2 WVW geldt dat het degene die weet of redelijkerwijs moet weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen dan wel voor een gedeelte van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, verboden is om op de weg een motorrijtuig van die categorie of categorieën te (doen) besturen. In de praktijk blijkt dat enkel het feit dat het CBR het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs aangetekend en niet-aangetekend heeft verzonden, waarna dit niet retour is gekomen, in beginsel niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen dat hij wist of behoorde te weten van de ongeldigverklaring.
Mogelijke sancties
In artikel 176 lid 2 van de Wegenverkeerswet staat beschreven welke maximumstraf er geldt voor een overtreding van de in het tweede lid van artikel 9 WVW besproken feit. Naast de in dat artikel opgenomen gevangenisstraf of geldboete kan de bestuurder ook de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen worden ontzegd. Dit kan voor de duur van maximaal vijf jaren, maar dit kan oplopen tot ten hoogste tien jaren wanneer je het feit meermaals begaat alvorens vijf jaren na een eerdere, onherroepelijke uitspraak zijn verstreken.
In Nederland zijn er ook andere maatstaven waarnaar gekeken wordt bij strafbepaling, namelijk naar richtlijnen van het Openbaar Ministerie (OM) en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken van de Rechtspraak. De Richtlijn voor strafvordering motorrijtuig (doen) besturen tijdens ontzeggen e.d. (2019R015) van het OM stelt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. In geval van (meermalen) recidive – herhaling – kan dit zelfs oplopen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Bovendien zal het OM ook overwegen om een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen, op te leggen. Het LOVS-oriëntatiepunt van de Rechtspraak ligt voor een motorrijtuig (doen) besturen in geval van een ongeldig verklaard rijbewijs ook bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. Onvoorwaardelijk betekent letterlijk zonder (versoepelende) voorwaarden. Dat houdt in dat de gevangenisstraf in zijn volledigheid zal moeten worden uitgezeten.
Wanneer een dergelijke sanctie boven je hoofd hangt, is het aan te raden om je bij te laten staan door een advocaat gespecialiseerd in dergelijke zaken.